Browser niet ondersteund

Je gebruikt een oude browser die wij niet meer ondersteunen. Overweeg het gebruik van een moderne webbrowser zoals Microsoft Edge, Google Chrome of Firefox voor de beste website-ervaring.

Wat is een vetafscheider?

Vetafscheiders hebben als taak de in het afvalwater voorkomende plantaardige en dierlijke vetten en oliën, alsook de bezinkende stoffen, achter te houden. Zodoende worden problemen als verstoppingen van afvoerbuizen en bijkomende geurhinder voorkomen en worden tevens de gemeentelijke waterzuiveringsinstallaties ontlast.

Met een vetafscheidingsinstallatie worden enkel vrij afscheidbare vetten en oliën en slib (bezinksel) opgevangen. Zwevende en opgeloste bestanddelen worden niet tegengehouden, daardoor kunnen de lokaal geldende grenswaarden voor afvalwater soms overschreden worden. Hiervoor is er dan nog een nabehandeling nodig.

Aan het herbruikbaar maken van water wordt terecht steeds meer belang gehecht. Om water zijn natuurlijke kwaliteiten terug te geven, moet men de manier en de graad van vervuiling duidelijk kennen en grondig overwegen welk systeem de meest efficiënte behandeling kan bieden.


Hoe werkt een vetafscheider?


Hoe onderhoud je een vetafscheider?

Volledige lediging

De vetlaag en de sliblaag gaan aandikken, daarom dient de vetafscheider op regelmatige tijdstippen geledigd te worden met een speciale ledigingswagen, die de totale inhoud van de vetafscheider afvoert. De meeste vetafscheidingsinstallaties werken volgens dit principe van ‘volledige lediging.

Dit type vetafscheider wordt hoofdzakelijk aangewend in algemene cateringfaciliteiten, slachterijen en grootkeukens van ziekenhuizen, scholen en bejaardentehuizen. Ze worden geplaatst in een vrije, lees bovengrondse, opstelling in een vorstvrije ruimte. De installatie-onderdelen zijn vervaardigd uit roestvrij staal 1.4571 (V4A) of polyethyleen (PE-HD).

De afscheider moet vóór de ingebruikname met water gevuld worden tot aan de overloop van de afloop. Bij de afvalverwijdering wordt de volledige inhoud in de ledigingswagen overgepompt. Naar gelang de uitvoering van de afscheider door het inbrengen van de zuigslang in de afscheider of door aansluiting van de zuigslang op een door de gebruiker geïnstalleerde, vaste ledigingsbuis. De pomp van de ledigingswagen pompt de inhoud dan op. Wij bieden optioneel ook een direct-ledigingsbuis met ledigingspomp op de afscheider.

Er zijn naar keuze diverse uitrustingsniveaus. Zo kunnen de afscheiders bijvoorbeeld ook voorzien worden van een multi-directionele HD-orbitaalreinigingskop. Voor en tijdens het afvoerproces worden de vetlaag en de zware bestanddelen in de slibvang door de roterende hogedrukwaterstraal (175 bar) versnipperd, vermengd en pompklaar gehomogeniseerd.

Vervolgens wordt de binnenruimte nogmaals gereinigd en de aanwezige hoeveelheid vuil water afgepompt. De afscheider moet nu opnieuw met water worden gevuld (tot hij overloopt in de afvoer) en is vervolgens wederom bedrijfsklaar. De reiniging onder hoge druk voorkomt dat men de toezichtsdeksels moet openen om de eventuele vetkorsten in de afscheider manueel te gaan breken. Enorm tijdsbesparend en geen geurhinder!

Selectieve lediging

We bieden ook nog andere types van vetafscheiders aan. Met de Lipator®‚ en de geautomatiseerde versie Lipatomat®‚ worden de zware bestanddelen en de vetten afgevoerd naar gescheiden opvangvaten. Dit houdt in dat ledigingswagens overbodig zijn en dat er minder water verbruikt wordt. Het systeem vraagt wel een regelmatige lediging van de vaten. Hier spreken we van ‘selectieve lediging’. Dit zijn eveneens vrijstaande afscheiders uit roestvrij staal.

De vetafscheiders voor inbouw in de grond, uit polyethyleen (PE-HD) en gewapend beton met coating, vervolledigen ons gamma. Deze installaties dienen volledig geledigd te worden.

De afscheider moet eenmaal per maand, bij voorkeur om de twee weken, volledig worden geledigd en gereinigd. Vervolgens moet de afscheidingsinstallatie opnieuw worden gevuld met water (bv. drinkwater of proceswater) dat voldoet aan de plaatselijke lozingsnormen (Fragment uit DIN 4040-100, punt 12.2). Tevens dient de afscheidingsinstallatie jaarlijks door een deskundige te worden gecontroleerd en onderhouden volgens de instructies van de fabrikant (Fragment uit DIN 4040-100, punt 12.3).

In de verdere uiteenzettingen worden de diverse vetafscheidingssystemen voor bovengrondse toepassingen beschreven, qua materiaal opgebouwd uit polyethyleen (PE-HD) of roestvrij staal. Aanvullend brengen wij ook een aantal modellen uit polyethyleen en gewapend beton voor inbouw in de grond.


Waarop moet je letten bij de installatie van een vetafscheider?

Installatieruimte

De installatieruimte dient afsluitbaar, droog en vorstvrij te zijn en is voorzien van een werkende beluchting en ontluchting. De vetafscheider moet op een vlakke ondergrond worden opgesteld. Rondom de vetafscheider dient er een beweegruimte van 0,5 m te zijn om onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. Tevens dient er in het lokaal een afvoerputje en dienstkraantje te worden voorzien.

Toevoerleiding

Toevoerleidingen vereisen een zorgvuldige uitvoering en aanleg, aangezien reeds hier het afscheidingsrendement positief of negatief beïnvloed kan worden. Zo dienen verticale toevoerleidingen ter hoogte van de overgang naar de horizontale leiding als volgt worden aangelegd om ontoelaatbare wervelingen van het afvalwater en de vetbestanddelen te voorkomen.

De verticale valleiding mag niet aangesloten worden op een bocht van 90°, doch dient via een bocht van 45°, een recht buisstuk van minstens 250 mm of meer en opnieuw een bocht van 45° aangesloten te worden. De horizontale buisleiding aan de toevoer van de vetafscheider moet minstens 10 x DN meter lang zijn (d.w.z. voor DN 100 = 1 m, DN 150 = 1,50 m). De toevoerleiding dient onder een helling van min 2 % te worden gelegd.

Leidingisolatie

Bij het aanleggen van de toevoerleiding door onverwarmde of vrij toegankelijke ruimten met vorstgevaar, moet dit leidinggedeelte van isolatie of zelfs van een extra buisverwarmingssysteem voorzien worden (bv. tracing met thermostaat of zelfregelende verwarmingsbanden en isolatie). Het beste afscheidingsrendement wordt behaald als het afvalwater in de afscheider een temperatuur heeft van ca. 40°.

Monstername

Achter de vetafscheider dient er een monsternamevoorziening te worden geplaatst, ter controle van de grenswaarden van het afvalwater. Inbouw volgens EN 1825-2. Bemonsteringsbuizen hebben een inwendig verval van minstens 160 mm. Enkel bij deze uitvoering is een correcte en veilige bemonstering mogelijk, met de aanbevolen wijdmondse fles, door de officiële instantie.

Beluchtingsaansluiting

De toevoer- en afvoerleidingen van vetafscheidingsinstallaties moeten voldoende worden ontlucht. Daarom moet de toevoerleiding worden voorzien van een beluchtingsleiding tot boven het dak (Fragment uit EN 1825-2).

Ook alle overige horizontale aansluitleidingen (naar de toevoerleiding toe) langer dan 5 m, moeten via het dak worden ontlucht.

Reservoirbeluchting

Wanneer de toevoerleiding langer is dan 10 m en geen andere bijkomende ontluchte aansluitleidingen heeft, moet de toevoerleiding in de onmiddellijke nabijheid van de toevoer van de afscheider worden voorzien van een bijkomende beluchtingsleiding via het dak (Fragment uit EN 1825-2).

In plaats van een bijkomende aansluiting in de toevoerleiding kan hiervoor het aansluitstuk in de bovenplaat van de afscheider (bij alle types) worden gebruikt. Vetafscheidingsinstallaties moeten afzonderlijk via het dak worden ontlucht (Fragment uit DIN 1986-100).

Hevelinstallatie

Vetafscheidingsinstallaties waarvan de rustwaterspiegel onder het terugstuwniveau ligt (15 cm boven straatpeil, zie EN 752-1) moeten via een nageschakelde hevelinstallatie worden ontwaterd’ (Fragment uit EN 1825-2, punt 7.3).

Bij de keuze van de hevelinstallatie dient men erop te letten dat een dubbele hevelinstallatie wordt ingebouwd (verplicht in industriële en bedrijfstoepassingen), zodat bij uitval van een pomp een ononderbroken werking gewaarborgd is.

Persleiding

De persleiding dient zodanig uitgevoerd te worden dat de onderkant van de buizenkronkel boven het terugstuwpeil (15 cm boven straatpeil, zie EN 752-1) geplaatst is.